Haagse voorzitter-mores

dec. 10, 2010

Niemand die de Tweede Kamerdebatten volgt zal het zijn ontgaan dat parlementariërs de neiging hebben om tijdens hun betogen erg vaak het woord 'voorzitter' te gebruiken. Sterker nog, als ze het niet doen, worden ze gevraagd via de voorzitter te spreken: 'Voorzitter, we spreken vandaag over de hypotheekrente-aftrek. (...) Het voorstel dat de minister doet is absoluut onacceptabel voor ons voorzitter, dat is iedereen bekend'. Dat komt omdat het eigenlijk niet de bedoeling is dat de volksvertegenwoordigers direct tegen elkaar spreken, maar via de voorzitter. In deze post geven we een inkijkje in de redenen van het in stand houden van deze taaltraditie en laten we zien waarom het geen slecht idee is om dit ook in de vergaderkamer mee te nemen.


De voorzitter als debatleider

Ten eerste is de voorzitter van de Tweede Kamer de 'baas' van de hele club. Hij of zij bepaalt niet alleen wie er aan het woord is, maar ook wanneer iemand weer zijn mond moet houden en wat er wel en niet gezegd mag worden. Dit doet de voorzitter aan de hand van het Reglement van Orde, als het ware de Kamerhandleiding. Gek genoeg staat hier niet zoveel in over het taalgebruik, maar men mag niet beledigen, liegen en schelden. De grenzen van wat acceptabel is, zijn niet zo rigide.


Sinds de Kamerhandelingen niet meer gecensureerd worden, is het niet meer mogelijk om een ‘lijk’ (geschrapte opmerking) te produceren. De voorzitter kan in dit geval alleen vragen aan het betreffende Kamerlid om de opmerking terug te nemen. Daarbij kunnen de Kamerleden elkaar ook berispen, zoals Van der Vlies nog eens deed (dat leverde hem de term ‘Nestor van de Kamer’ op). Omdat Gerdi Verbeet de Kamervoorzitter is, spreken de Kamerleden via haar, zodat zij om correcties kan vragen.

De voorzitter als airbag

Ten tweede heeft het ook met directheid te maken. De Kamerleden gaan soms best heftig met elkaar in debat. Daarbij worden zware onderwerpen en zware argumenten gebruikt, die niet allemaal even netjes zijn (men gebruikt veel ad hominem en tu quoque bijvoorbeeld). Wanneer je via iemand anders spreekt, worden de scherpe randjes van een verwijt net even iets zachter. Op deze manier fungeert de voorzitter taaltechnisch als een soort medium via wie de communicatie loopt. Aangezien het dus niet de bedoeling is dat een interrumperende parlementariër zegt: 'Minister X, u staat hier gewoon onzin te presenteren', maar: 'Voorzitter, de minister staat hier gewoon onzin te presenteren', kan de voorzitter indien nodig stellen dat het Kamerlid in kwestie zijn taalgebruik moet aanpassen. Zelfs al doet de voorzitter dit niet, is het verwijt toch minder direct en lopen de emoties minder snel op. Ten minste, het gaat natuurlijk niet altijd goed. Als er regels zijn, kunnen de Kamerleden ze breken, bewust of onbewust.

De voorzitter als stijlmiddel

De derde reden heeft met stijl te maken. Langzaam maar zeker zijn de parlementariërs het namelijk ook als een soort stopwoord gaan gebruiken, waarmee ze ook de structuur van een betoog kunnen aangeven. Stel: er wordt de hele dag druk gedebatteerd, waarbij alle fracties beginnen met een betoog van tien minuten. Het is een lange dag geweest en iedereen zit een beetje te duffen. Op het moment dat je hoort: 'voorzitter, ik ga afronden' of een losse 'voorzitter' weet je dat de spreker begint aan zijn conclusie, of een kernpunt. Het is als het ware een cue om even weer wakker te worden en de korte samenvatting aan te horen. Niet alleen de spreker gebruikt het om structuur aan te brengen, maar de luisteraar ook om die structuur te herkennen.


Zo blijkt maar dat de voorzitter niet alleen de baas is van de Kamer, maar ook onderdeel is geworden van het taalgebruik van de Kamerleden. Let maar eens op tijdens een volgend debat, alle Kamerleden begrijpen deze Haagse mores en zetten het slim in. Ook in ‘normale’ vergaderingen waar belangrijke beslissingen genomen moeten worden, kan het dus functioneel zijn om een voorzitter aan te stellen om deze drie functies in te kunnen zetten. Voorzitter, we ronden af. U mag weer wakker worden.

Deel dit artikel:

Andere artikelen

17 apr., 2024
Het is feest! Komende vrijdag ontvangt onze oud-stagiair Iris van Weenen namelijk haar masterdiploma! Haar stage bij ons was onderdeel van haar masteropleiding Neerlandistiek en haar superinteressante scriptieonderzoek naar de overeenkomsten tussen talige en visuele frames heeft haar uiteindelijk dat felbegeerde papiertje van de Universiteit Leiden opgeleverd.
09 apr., 2024
Eerder schreven we al eens een artikel over hoe taal je denken beïnvloedt . De conclusie daarvan was: taal is verre van neutraal en heeft zelfs invloed op hoe je de wereld om je heen ervaart. Afhankelijk van de taal die je spreekt kun je bijvoorbeeld bepaalde kleuren beter zien, of onthoud je beter wie precies de schuldige was bij een ongeluk. De manier waarop je iets zegt, heeft effect op hoe we de wereld zien, wat we een logische vervolgstap vinden of wie we aanwijzen als probleemveroorzaker. Een nieuwe Duitse studie vond voor deze conclusie nieuw bewijs én laat zien hoe het invloed heeft op niet alleen ons heden, maar ook onze toekomst.
04 apr., 2024
Misschien dat je nooit in een verhitte online discussie terecht bent gekomen, maar ook in het ‘echte’ leven gebeurt het regelmatig dat we ons gelijk proberen te halen door meer en meer feiten over de ander uit te strooien of dezelfde feiten keer op keer te herhalen. Met toch vaak hetzelfde resultaat: de ander raakt niet overtuigd van jouw visie en sterker nog, hij (of zij) lijkt alleen maar meer overtuigd te zijn van zijn eigen, duidelijk verkeerde, standpunt. Frustrerend!
Share by: