Taal is gerelateerd aan conceptuele kaders. Deze kaders worden aangeleerd tijdens het leren van taal, maar kunnen ook later door ervaring en context gevormd of aangepast worden. De verschillende kaders koppelen taal aan beelden en gevoelens. Dankzij deze koppeling zijn we in staat om de wereld om ons heen beter te interpreteren en te beoordelen. Het meest basale voorbeeld is bijvoorbeeld de tegenstelling warm-koud. Dat is niet alleen temperatuur, maar iemand kan ook een ‘warm persoon’ zijn. Op het moment dat het woord ‘warm’ wordt gebruikt, wordt automatisch deze positieve connotatie geactiveerd. Deze conceptuele kaders worden frames genoemd.
Op het moment dat taal wordt gebruikt om een boodschap over te brengen, is er noodzakelijkerwijs sprake van ‘framing’ omdat alle taal gekoppeld is aan verschillende conceptuele kaders. Het is dus belangrijk om stil te staan bij de frames die bewust en onbewust in de boodschap verwerkt zitten: zonder bewust verwerkt te worden kunnen frames een enorme invloed op de overtuigingskracht uitoefenen. Neem bijvoorbeeld het volgende voorbeeld: het door de Republikeinen bedachte ‘tax relief’, belastingsverlaging. De connotatie bij het woord ‘relief’ is positief: verlichting, verzachting. Als een democraat staat te verkondigen ‘I’m against tax relief’, dan komt dit niet al te best over, hij is immers tégen verlichting van de last.
Niet iedereen heeft dezelfde frames, zeker als het om ingewikkelde en abstracte zaken gaat. Maar frames kunnen wel gevormd worden door ervaring. Frames die vaak gebruikt worden, worden steeds krachtiger gekoppeld aan bepaalde gevoelens. Frames verankeren zich langzaam in het brein, wanneer ze consequent worden gebruikt en de luisteraar er open voor staat. Zo zal een term (of idee) die eerst heel veel weerstand oproept, langzaamaan steeds geaccepteerder worden en voor sommigen ook overtuigender. Frames sturen: ze maken sommige (wenselijke) dingen duidelijker en vervagen andere (onwenselijke) dingen.
Nog een stapje verder en ingewikkelder gaat de intentie om een boodschap te willen reframen: het wereldbeeld van een mens of groep bij te sturen. Omdat taal en gevoelens zo sterk gekoppeld zijn, is het daardoor mogelijk om door nieuwe taal, ook nieuwe gevoelens aan te wakkeren. Dit is bijvoorbeeld sterk het geval bij de term ‘islamisering’ door Geert Wilders. Bij deze term wordt een sterk negatief beeld neergezet, dat telkens als het benoemd wordt sterker wordt verankerd in het brein. Daardoor wordt het steeds prominenter en wordt het ook geactiveerd bij andere contexten. Voor de opponenten van de PVV is het dus zaak om bij dit woord weg te blijven!
Het is heel gemakkelijk om in het frame van de ander te stappen, zonder te realiseren dat het dan al 0-1 voor de opponent staat. Het benoemen van islamisering (positief of negatief, dat doet er niet toe) is het beamen van het bestaan ervan. Dit realiseert Geert Wilders zich maar al te goed. Telkens als het woord valt, lacht hij in zijn vuistjes. Wat betekent dit nu voor de praktijk? Bedenk welk frame past bij de boodschap en ideologie en blijf daarbij. Neem de tijd in een debat, bedenk: wiens woorden gebruik ik nu, de mijne of die van de ander? Neem nooit zomaar termen over, want die kunnen onbewust enorm beladen zijn. Investeer in een eigen boodschap en blijf die herhalen. In het geven van tegenargumenten, bedenk je eigen variant van een term of thema.
Een klein voorbeeld: als je vóór lastenverzwaring bent, noem dat dan niet zo. Noem het bijvoorbeeld ‘we vragen mensen om een bijdrage om de staatsuitgaven weer op orde te krijgen’. Of een ander voorbeeld: ben je werkloos of werkzoekend? Voel je het verschil?
Klik hier voor een sterk artikel van Kaj Leers over framing.
Andere artikelen