Het eerste frame zet de klassieke boerenstiel in de hoofdrol: het is hard werken en het loont steeds minder. Je kunt nauwelijks meer rondkomen van de opbrengst en die moet daarom noodgedwongen steeds groter worden. Van alle kanten wordt de druk opgevoerd, vanuit Den Haag met verstikkende regelgeving (antibiotica, stikstof, etc.) en vanuit de voedselindustrie die hun prijzenoorlogen over de rug van de producenten voeren. In dit frame is de boer de vasthoudende held die ondanks alle druk voedsel en handelswaar voor Nederland blijft produceren. Opvallend: in dit frame wordt de consument vaak niet direct als schuldige aangewezen, ook al winkelt hij wel bij de goedkoopste super.
In dit frame gaat het niet zozeer over geld, maar over erkenning. Boeren produceren ons eten, zonder boeren geen leven in Nederland! Daarbij wordt binnen dit frame ook geregeld aangehaald hoe belangrijk de landbouw is voor onze economie. Daar mogen we wel wat meer waardering voor hebben, in plaats van altijd de boeren in de rol van bad guy neer te zetten. De media en politiek krijgen in dit frame de schuld van het beroerde imago dat de agrarische sector heeft gekregen, maar ook de consument mag wel eens op bezoek komen om te zien hoe hard het leven op een boerderij écht is en met hoeveel overtuiging er gewerkt wordt. Als zelfs Schiphol wordt gematst ten koste van de vele mensen die ons voedsel mogelijk maken, dan toont dat hoe respectloos boeren behandeld worden.
Dit frame staat lijnrecht tegenover de twee voorgaande frames. Boeren zouden niet moeten zeuren, want zij zouden een stuk minder zielig zijn dan ze zich voordoen. Daar worden vaak drie argumenten bij gebruikt: de boerenlobby zou enorm sterk zijn (in Nederland en in de EU), zij horen bij de groep met het meeste vermogen (in land en machines) en er zou eigenlijk geen sprake meer zijn van ‘boertjes’, maar vooral van megabedrijven die prima kunnen onderhandelen met hun afnemers. Daarbij worden zij binnen dit frame soms ook in de negatiefste zin afgeschilderd als ‘milieuvervuilers’ en ‘dierenbeulen’: zij verdienen hun geld over de rug van onze aarde.
Het laatste frame dat de afgelopen dagen opviel werd minder luid geroepen: we hebben grote uitdagingen en iedereen moet daar een bijdrage aan leveren. Óók de boeren, want die zijn ook Nederlands burger. In dit frame zijn de boeren niet de bad guy, maar wel een belangrijke verantwoordelijke in de oplossing. Ieder draagt zijn steentje bij en je kijkt vooral naar de sectoren waar de impact groot is. Dit frame is het meest uitgezoomd: het gaat over een breder probleem dan de andere frames die vaak persoonlijker worden gemaakt. En mede daarom is dit frame het minst gehoord: het is abstracter. Daarbij zorgen de andere frames met hun ‘held’ & ‘schurk’-format er ook voor dat ‘verantwoordelijke’ al snel toch als ‘schuldig’ gepercipieerd zal worden.
Wiens frame wordt overgenomen? Op 2 oktober kopt de Telegraaf: ‘Duimen voor onze boeren’ en schrijft: ‘De boeren eisen meer respect voor het harde werk dat verzet wordt op al die bedrijven die voor onze voedselvoorziening zorgen’ (Miskende agrariër-frame). Trouw kopt: ‘De harde keuzes worden op het Malieveld niet benoemd’ (Boeren zijn ook burgers-frame). Het AD spreekt van een ‘historisch protest’ en toont een grote foto met protesterende boeren met borden met teksten als: ‘Trots op onze boer’, ‘No farmers, no food’, ‘Bijt niet in de hand die je voedt’ en ‘Alles zo goedkoop op een bord, maar de boer wordt gekort’ (Miskende agrariër-frame en Onderdrukte agrariër-frame).
De toon is hard en de beelden zijn eendimensionaal. Zo zagen we op Twitter een reactie: ‘Als je de regels doorbreekt door met 100 trekkers op het Malieveld te gaan staan waar er maar 75 mochten, dan moet je niet zeuren over je imago.’ De taalstrijd om hoe we onze boeren moeten bekijken is nog lang niet gestreden.
Andere artikelen